Werkwoordspelling Spelling Algemeen Grammatica Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Spreekvaardigheid Argumenteren Formuleren Literatuur

Suggesties, opmerkingen of vragen?

Stuur een berichtje naar

dekrosse@hotmail.com

ONLINENEDERLANDS  De volledige online lesmethode voor op het digibord

Iedereen mag alles van deze website gebruiken voor educatieve doeleinden. Copyright op de website en de volledige inhoud ligt bij de maker ervan: M. de Krosse

Op de hoogte blijven van

aanpassingen en aanvullingen?

Volg Online Nederlands op Facebook

1. De minister (begroten, vt) het tekort op ruim een miljard.

2. Hij had de berekening persoonlijk (checken), beweerde hij voor de televisie.

3. ‘(Ronden) dat bedrag maar naar boven af,’ riep de dronken man royaal.

4. Volgens mij heeft hij veel te veel geld (besteden).

5. Hij rekent er gewoon op dat zijn vriend (meebetalen).

6. ‘Wat (verbeelden, tt) deze man zich wel!’ riep een journalist verontwaardigd.

7. Later (vergoeden, vt) hij de schade die hij had aangericht.

8. De rekening bleek veel hoger te zijn dan hij had (vermoeden).

9. (Verzenden) jij straks nog even een bericht naar oma?

10. Misschien wil zij een bijdrage leveren aan de (kosten).

Naar de antwoorden Naar de oefening Werkwoordspelling > alle werkwoorden > oefening 25