Werkwoordspelling Spelling Algemeen Grammatica Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Spreekvaardigheid Argumenteren Formuleren Literatuur

Suggesties, opmerkingen of vragen?

Stuur een berichtje naar

dekrosse@hotmail.com

ONLINENEDERLANDS  De volledige online lesmethode voor op het digibord

Iedereen mag alles van deze website gebruiken voor educatieve doeleinden. Copyright op de website en de volledige inhoud ligt bij de maker ervan: M. de Krosse

Op de hoogte blijven van

aanpassingen en aanvullingen?

Volg Online Nederlands op Facebook

1. Ik heb het hele weekend feest (vieren).

2. Het liefst (feesten, vt) ik nog een paar dagen door.

3. Maar ik (moeten, vt) weer naar mijn werk.

4. Mijn baas (vergroten) afgelopen maandagochtend nog even de feestvreugde.

5. ‘Het (blijven, tt) geen feest,’ zei hij met een valse glimlach.

6. Vervolgens (geven, vt) hij mij een vervelend klusje.

7. Mijn baas is de meest (haten) man van het bedrijf.

8. Gelukkig (houden, tt) hij wel veel van zichzelf.

9. Er hangt namelijk een enorm (vergroten) foto van hem boven zijn eigen bureau.

10. Hij (beweren, tt) dat zijn vrouw die foto heeft opgehangen.

Naar de antwoorden Naar de oefening Werkwoordspelling > bijvoeglijk naamwoord > oefening 15